Holocaustmonument door Tine van de Weyer
Door Stadsmuseum Tilburg 4 mei 2020Er staat een nieuw monument in het Vrijheidspark van Tilburg. Beeldend kunstenaar Tine van de Weyer maakte het Holocaustmonument ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in de textielstad van de jaren 1940-1945.
‘Een monument kan een beeld zijn en een beeld kan een monument zijn,’ zo is de gedachtegang van de in Tilburg woonachtige beeldend kunstenaar Tine van de Weyer. Zij meent dat het accent - afhankelijk van de interpretatie van de kunstenaar- anders kan komen te liggen, want waar in het algemeen een monument primair de geschiedenis als zodanig herdenkt, kan een beeld een fictieve, niet-letterlijke verbeelding van een beladen gebeurtenis in de tijd zijn. Als herinnering aan de Holocaust koos Tine van de Weyer voor een monumentaal sculptuur die gebaseerd is op de boom die symbool staat voor al wat groeit en bloeit, voor de verbinding van hemel en aarde, de boom als verbeelding van vitaal leven.
Als uitgangspunt koos Tine voor het Bijbelse verhaal dat leert dat God behalve de boom der kennis van goed en kwaad ook het symbool voor eeuwig leven en verrijzenis, de levensboom, in de Hof van Eden plantte. Deze is in vrijwel alle culturen uitgegroeid als de verbindende schakel tussen hemel en aarde, als de as waaromheen alle leven draait en tot stand komt. Terwijl de levenssappen van boven naar beneden en van beneden naar boven stromen reikt hij met zijn takken omhoog naar de hemel en staat met de stam als verbinding tegelijkertijd stevig geworteld in de aarde. Hemel en aarde, leven en dood, als ook de eeuwigheid, zijn onlosmakelijk verbonden in het concept van de levensboom.
AMANDELBOOM, symbool voor LEVENSBOOM
In de Joodse godsdienst spelen bomen een belangrijke rol. God gaf Mozes de opdracht om een kandelaar te maken van goud, bloemkelken, knoppen en bloesems als die van de amandelboom. Het was de geboorte van de menora, de zevenarmige kandelaar die altijd brandde in de tempel van Jeruzalem. De amandelboom die als symbool gezien wordt van het goddelijk Licht is de eerste boom die na de winter begint te bloeien waardoor hij geldt als teken van waakzaamheid en wedergeboorte. Vanwege deze associatie met de lente staan amandelbloemen symbool voor onsterfelijkheid en voor het leven na de dood.
Het herdenkingsteken dat Tine voor ogen had, was een in brons gegoten verbeelding van de levensboom/amandelboom als goddelijk beginsel van de menora met op een aantal plekken ontluikende knoppen bekleed in een flonkerende verzilvering van platinum. Over de zeven takken die naar de hemel wijzen hangen eveneens in brons gegoten groen gepatineerde kantachtige gehaakte weefsels waarin florale motieven zijn te zien. De kleden zijn met kwastjes afgezoomd. In de Joodse religie vormen kwasten een belangrijk symbool aan het gebedskleed.
WAT WEG IS, WORDT OPNIEUW GEZIEN
Indirect verwijst het getourmenteerde weefsel ook naar geïmproviseerd opgehangen wasgoed van de tallozen op de vlucht voor genocide en dictatuur, onderweg, op zoek naar een veiliger wereld. Gestrande bootvluchtelingen worden in verkreukelde reddingsfolies gewikkeld, er komen tenten, slaapzakken en nooddekens: textiel speelt in het overleven een cruciale rol.
De zon speelt kat en muis door de florale gaten in de geplooide bevroren draperieën die dienst doen als filters voor de zon. Ze aquarelleert subtiele vegetatieve tekeningen op het cirkelvormige voetstuk onder de boom. Als de zon verstek laat gaan geven de openingen vrij baan aan een grafisch licht- en luchtdoorlatend patroon in de verstijfde weefsels. Niets verdwijnt, wat is weggehaald is niet verdwenen maar keert terug in licht, als herinnering aan wat er ooit was.
De draperieën in de boom zijn aangetast, lijken ogenschijnlijk in een staat van verval hetgeen het beeld in zekere zin een confronterende aanblik geeft. Tegelijkertijd biedt de geschonden draperie de zon en het licht vrij spel voor de reflectie van wat er eerder was, voor de verbeelding van herinnering en hoop. Wat weg is wordt opnieuw gezien. De verbinding met het verleden toen alles nog heel was wordt hersteld door de reflectie van het licht.
WEEFSELSTAD
In het voetstuk onder de boom is een subtiel weefsel van het Tilburgse stratenpatroon rond 1940 aangebracht. Zowel met deze stratenstructuur als met de naar textiel verwijzende lappen en kleden is een verwijzing naar Tilburg gemaakt. Want al is de textiel met zijn schering en inslag, zijn verbanden en structuren, als industrietak inmiddels verdwenen uit de stad: in ideologische en metafysische zin is het weefsel, de verbinding als zodanig, meer dan intrinsiek verankerd in het DNA van de stad. Op het voetstuk kunnen volgens de Joodse traditie steentjes worden gelegd ter herinnering.