Broderie d’art op Inventaris van Immaterieel Erfgoed

Door Stadsmuseum Tilburg 29 maart 2024
Nieuws
Broderie Dart 1
Foto: Monique in haar atelier/handwerkwinkel bij een oud boek over borduren. (Foto: Theo van Etten)

‘Mediteren met je handen’, dat is wat broderie d’art voor Monique van Munster betekent. Ze zet zich in om de oude technieken, gecombineerd met nieuwe inzichten, over te dragen op volgende generaties. “Het heeft geen zin om al mijn kennis en vaardigheden mee te nemen in mijn graf.”

Door: Theo van Etten

De werkjes ogen super fragiel. Een fijn zijden weefsel vormt de basis voor veelkleurig borduurwerk dat bestaat uit verschillende, hoogwaardige materialen. Haar winkel/atelier aan de Nieuwlandstraat is een walhalla voor iedereen die van borduren houdt. Monique zelf specialiseert zich als ‘brodeuse’ op technieken als goudborduren, 3D-kralenborduurwerk en broderie d’art, de borduurtechnieken uit de haute couture. 

Broderie d’art, waar hebben we het dan eigenlijk over?
“Kenmerkend bij deze vorm van borduren is dat alles waar een naald doorheen past, in principe gebruikt kan worden. Denk bijvoorbeeld aan kralen en pailletten. In tegenstelling tot gewoon borduren, werk je vanaf de onderkant van je werkstuk. Met een dunne scherpe haaknaald (de lunévillenaald) zet je de draad, waaraan kralen of pailletten zijn geregen, op de stof vast. In goudborduurwerk maak je reliëfs met bijvoorbeeld koord, vilt, leer of karton. Die reliëfs worden daarna versierd met cannetilles, metalen strips, of dik gouddraad. Het borduurwerk kan een applicatie zijn die ergens opgenaaid wordt, een decoratie die als sieraad gebruikt kan worden, of verwerkt worden tot kledingstuk.”  

Oké, dat is de techniek. Waar kunnen wij broderie d’art van kennen?
“Ken je die Charlestonkleding uit de jaren twintig van de vorige eeuw? Dat waren hele slanke jurkjes, waarvan de flappen vol met kralen zaten. Door dat gewicht was de bovenkant glad zonder coupenaden en met een verlaagde taille. Let maar eens op de tenniskleding, daar is Charlestonkleding op gebaseerd. Je herkent dat aan de gladde bovenlijfjes met een wijde onderkant. Voor mij is dit de meest interessante periode van broderie d’art, omdat hierin zowel technische als maatschappelijke ontwikkelingen tot uiting komen. De vrouwen ontdeden zij zich letterlijk van hun keurslijf (lees: hun korset) toen zij tijdens de Eerste Wereldoorlog in de fabrieken het werk van de mannen overnamen.” 

Waarom heb jij je zo ingespannen om het ambacht op de Inventaris van Immaterieel Erfgoed te krijgen?
“Onlangs realiseerde ik me dat ik de afgelopen vijfendertig jaar enorm veel kennis en inzichten heb opgedaan over tal van borduurtechnieken. Maar zolang die kennis in mijn hoofd zit, hebben anderen daar niets aan. Dan blijft het hooguit bij materieel erfgoed, namelijk het resultaat van wat ik maak. En eigenlijk gaat het niet zozeer om wát ik maak, maar om hóe ik het maak. Dan pas heb je het over immaterieel erfgoed. Ik vind het een verschraling als dergelijke technieken en vaardigheden verloren gaan. Dat klinkt misschien groot, maar zo voel ik dat nu eenmaal. Vroeger op de huishoudscholen hadden docenten nog alle technische vaardigheden. Een deel van mijn generatie heeft ze nog meegekregen van hun moeder, maar we zijn nog maar met enkelen.” 

Hoe pak je die overdracht van kennis aan en hoe borg je dat?
“Primair door het geven van cursussen en workshops en het maken van werkbeschrijvingen. Daarbij baseer ik me op de oude technieken en voeg daar moderne inzichten aan toe. Historische en traditionele borduurwerken dienen dus als inspiratie, ik hoef niet zo nodig na te maken wat al ooit gedaan is. Daarnaast gaat immaterieel erfgoed over gemeenschappen. Daarvoor heb ik een aantal andere Nederlandse borduursters opgezocht, met wie ik samen een project ga starten. Dat moet resulteren in een kledingstuk waarvoor wij gezamenlijk een ontwerp maken, dat we vervolgens uitwerken als borduurwerk. Alle signaturen van de verschillende borduursters worden daarin zichtbaar. Zo laten we zien dat we met z’n allen iets kunnen maken wat we in ons eentje nooit voor elkaar zouden krijgen. Daarmee dragen we niet alleen kennis en vaardigheden over, maar willen we ook de toegevoegde waarde van borduurwerk duidelijk maken.”

Hoe ben jij zelf met deze kunst in aanraking gekomen?
“Ooit kreeg ik van mijn moeder (die bij Maison Kühne werkte en kleding maakte voor onder andere het koninklijk huis, de adel en notabelen) wat oude kralenstukken. Daarmee speelde ik mijn hele kindertijd. Toen ik jaren later een verdiepingscursus in Lunéville volgde, herkende ik ineens de techniek van het kralenstuk van mijn moeder. Daar wilde ik alles van weten!” 

We hebben het dus over een oude techniek. Wat kun je daarover vertellen?
“In het woord ‘borduren’ herken je woorden als ‘boord’ en ‘border’. Oorspronkelijk werd borduurwerk dan ook ingezet ter bescherming van de randen van kledingstukken zoals boorden en manchetten. Puur functioneel dus, pas later ontwikkelde het zich tot een kunstvorm. Zo werd binnen de kerk al heel vroeg goudborduurwerk toepast in kazuifels, koorkappen en voorhangen. Broderie d’art ontstond vanaf 1865 in Lunéville. Door op de werkdraad kralen te rijgen en deze tussen de borduursteken toe te voegen, kon je ineens relatief snel kralen borduren.” 

Wie hielden zich zoals bezig met broderie d’art?
“Dat waren nog best veel mensen, deze nijverheidstak is heel groot geweest. Enerzijds waren er de mannengilden. Die werkten op een ‘métier’, wat ‘vak’ betekent. Zij leverden dus letterlijk vakwerk en werkten met dure materialen als goud en zijde. Anderzijds had je de ‘ouvreuses des dames’; zij maakten merklappen voor op het linnengoed. Dat was nodig ter onderscheid omdat de was gezamenlijk te drogen werd gelegd. Dat was dus functioneel versierend borduren. Daarnaast had je de thuiswerksters; die werden betaald op stukloon. Gelukkig is er tegenwoordig een hernieuwde interesse in handwerken!”

Geplaatst door

Stadsmuseum Tilburg

Zoeken op Erfgoed Tilburg